leuvensuniversiteitsfonds@kuleuven.be
leuvensuniversiteitsfonds@kuleuven.be
In heel (Noord-)Europa ontstaan onder jongeren in de steden nieuwe 'dialecten' van het soort dat in Nederland wel 'straattaal' wordt genoemd. Die nieuwe talen hebben opvallend veel met elkaar gemeen.
Dat begint al met de namen.
Ik weet niet zeker of de schrijver dit meent, het lijkt mij in ieder geval dat er nog wel wat haken en ogen aan deze kwestie zitten. In hoeverre moet een schrijver er bijvoorbeeld blij mee zijn dat het lezen van zijn boek als straf dient? En als sommige boeken zo'n heilzaam effect hebben, zouden er dan, omgekeerd, niet ook boeken zijn waarvan je het lezen eigenlijk zou moeten verbieden, omdat ze een mens aanzetten tot méér slippen op rotondes? En, het belangrijkste: zou de wegpiraat zich echt veel gelegen laten liggen aan dat boek?
Hoe goed Adriaan als musicus precies was, weet ik niet, maar het conservatorium wilde hem dolgraag hebben. In de pauzes tussen colleges — ik gaf het afgelopen semester college in een zaal waar een piano stond — speelde hij weleens even wat en daaraan kon je ook zien hoe serieus hij was in zijn liefde voor muziek. Maar als wetenschapper was hij zeker zeer talentvol: omdat hij belangstelling had voor precies mijn vak, de taalkunde, kon ik dat van nabij zien. Hij deed mee in leesgroepjes waar hij precies de juiste vragen stelde, en hij schreef vorig jaar een prachtige scriptie die ik mede begeleidde.
Maar op zeker moment moet een mens toch kiezen.
Sinds kort hebben onderzoekers een nieuw instrument om de juiste betekenis van allerlei woorden vast te stellen: Twitter. Daar zijn honderdduizenden mensen bezig iedere dag hun leven te beschrijven, en wel terwijl het zich voordoet — de vertelde tijd is gelijk aan de verteltijd zoals literatuurwetenschappers vroeger zeiden.
Van dat feit kunnen we natuurlijk gebruik maken bij het bepalen van de betekenis van woorden als koffietijd, en dat kun je bijvoorbeeld doen op de website Timeu.se. In een database met miljoenen tweets wordt gezocht naar wanneer mensen precies het woord koffie tweeten en zo kunnen we dan weer vaststellen wanneer het echt koffietijd is in Nederland.
Het juiste antwoord luidt dus:Wat een mooie verzameling: Menno Wigman verzamelt mooie woorden en schrijft ze op in een schrift. Dat vertelde de dichter gisteren bij Kunststof.
Wigman kwam met zijn interviewer (Jellie Brouwer) over zijn woordencollectie te spreken toen hij een gedicht had voorgelezen dat de nieuwe bundel zijn titel gaf en dat zo begint (hier staat het helemaal):
Laat ik nu eens zo'n domoor worden. Wat mijn collega's van onder meer het Huygens Instituut, onder leiding van Karina van Dalen-Oskam blijkens een persbericht willen, dat kan volgens mij helemaal niet.
Met dat laatste heeft hij gelijk.
Wanneer zijn die koffiejuffrouw en conducteur daarmee begonnen?
Ik dacht eraan vanwege Twitter, of om precies te zijn vanwege de zogenaamde hashtag, de woorden of zinsdelen die met een '#'-teken beginnen. Even wat willekeurige voorbeelden van gisteren:
Deze maand bestaat het clubblad van de poëzie, Awater, tien jaar. Ik ben al tien jaar lid, maar het moet er maar eens uit. Het jubileumnummer is mat en slecht geschreven, en vertoont tekenen van grote haast. De recensies zijn soms zo vlak dat je er treurig van wordt ('Ingmar Heytze schrijft in een opvallend herkenbare stijl. Toch is zijn poëzie in de loop der jaren ook veranderd'). En het interview met Gerrit Komrij waarmee het blad opent, lijkt in even weinig tijd geschreven als een column in Neder-L.
Hebben ze daar bij Awater geen eindredacteur? Of zat die net even op Facebook?
Jij was nogal tegen wil en dank Dichter des Vaderlands. Denk je dat Hij nog nodig is? vraagt Onno Blom bijvoorbeeld aan Komrij.
"Waarom zouden lezers van regionale kranten en De Telegraaf, kijkers van Ik Hou van Holland, The Voice of Holland, Boer Zoekt Vrouw en Flikken Maastricht zich bewegen in een omgeving met steeds meer Engels?" Het is een interessante vraag die de journaliste Marcia Luyten stelt in de opiniebijlage van NRC Handelsblad van gisteren (pagina 1, pagina 2). Helaas geeft ze geen antwoord op die vraag.
Wat voor voorbeelden heeft ze van dat Engels?
Hier is een tamelijk willekeurig voorbeeld, van gisteren, van Twitter. De publiciste Karin Spaink meldt:
Gelukkig had het ministerie verstandige ambtenaren.
Uit dat filmpje blijkt iets dat Leonie voor zover ik kan zien niet behandelt in haar boekje: het gebruik van het woord gewoon als mensen het hebben over taalgebruik.
In de eerste minuut zie je drie mensen die het woord allen een keer uitspreken in een interview. Eerst is er een oudere Brabantse dame, vermoedelijk in een bejaardentehuis, die zegt (ik ga geen poging doen het dialect te schrijven):
![]() |
Theodor Holman |
Ik weet niet goed hoe ik het bovenstaande goed moet opschrijven. Zoals het er nu staat, lijkt het net alsof H zijn woorden uitspreekt nadat S ze heeft gezegd, maar zo is het niet. Het gaat eerder lettergreep voor lettergreep:S - "Ja, het is zo, het origineel is geschreven in de dactylische hexameter..."
H - "Dactische hexameter".
S - "dacty"
H -"dac"
S - "li"
H - "ti"
S - "sche"
H - "sche"
Enzovoort. En ook dat klopt weer niet.
Ik zit helemaal aan de andere kant van de neerlandistiek. Terwijl jullie (op het Gerrit Komrij College en elders) voor de klas staan, zit ik in mijn ivoren torentje taal te onderzoeken. Soms denk ik aan toch wel aan jullie, bijvoorbeeld nu sommigen van jullie aan het staken zijn tegen de maatregelen die me inderdaad absurd lijken. Jullie baas is natuurlijk uiteindelijk ook dezelfde — de regering, al val ik als medewerker van het Meertens Instituut overgeplaatst van het ministerie van Onderwijs naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Dat maakt niet uit. Ons vak staat overal onder de druk. Hoewel iedereen zijn mond vol heeft van het grote belang van de Nederlandse taal en cultuur en ik weet niet wat allemaal nog meer, wordt op ons gezamelijke vak tegelijkertijd eigenlijk alleen gekort en onze omstandigheden moeilijker.
Ik ben solidair met de stakers onder jullie, ik hoop dat het ze lukt om de regeringsmaatregelen terug te draaien. Maar ik wil het ondertussen over iets anders hebben en jullie iets vragen:
Er zijn ook allerlei dingen om nog steeds over na te denken als opvolger van Voskuil — wat ik als onderzoeker bij het Meertens Instituut nu eenmaal ben. Een voorbeeld?
De lezing werd gegeven door mijn Duitse collega Daniel Hole en ging eigenlijk over het Duits, in het bijzonder over het woordje nur, dat je in het Nederlands kunt vertalen met 'slechts' of met 'alleen' (en soms met 'maar', maar dat laat ik even buiten beschouwing). Door die lezing kwam ik er ineens achter dat die vertalingen geen synoniemen van elkaar zijn, dat ze subtiel van elkaar verschillen in betekenis. Hoe zit dat in elkaar?
Wat is er aan de hand?